dinsdag 13 december 2011

efficientie en verbetering in haven



website over containerbegrip en lnks naar andere websistes
  Containerbegrip

‘Transport kan veel slimmer’


  • DOOR: ELMAR VEERMAN
beta & tech
 
mens & maatschappij
Nederland van Boven laat deze week zien hoe de Rotterdamse haven ‘spullen met een enorme efficiëntie naar binnen slokt en uitspuwt over de rest van Europa’. Moet ook wel, met zo veel miljoen ton. Maar het kan nog veel efficiënter.
Havenkranen
Reuzenkranen om containers van schepen te halen en erop te zetten.
Zo’n dertigduizend zeeschepen verslepen dit jaar ongeveer 430 miljoen ton lading van en naar de Rotterdamse haven, ruim een kwart ervan in containers. Dat is bijna 27 duizend kilo per Nederlander. Binnenvaartschepen, treinen, vrachtwagens en een enkele pijpleiding zorgen voor verder vervoer. Over twintig jaar willen de havenbaronnen twee à drie keer zo veel lading door deze megahaven laten stromen. Kan dat wel?
‘In ieder geval niet zomaar’, zegt Rudy Negenborn (31). ‘De haven zelf zal het wel aan kunnen, maar de weg is nu al vol, en het spoor bijna. De binnenvaart kan nog wél flink meer hebben, zelfs met het huidige aantal schepen, en is ook nog het goedkoopst en milieuvriendelijkst. Alleen, als er niet slimmer gewerkt wordt, zal het aantal knelpunten toenemen. Een probleem op één plek heeft al snel gevolgen voor de rest van de keten. Als een zeeschip bijvoorbeeld te laat binnenkomt, moeten de binnenvaartschepen daarop wachten. Ze liggen regelmatig tientallen uren niets te doen. Ook zeeschepen zie je trouwens vaak voor de kust liggen. Die wachten dan tot ze aan de beurt zijn.’
Negenborn is universitair docent en onderzoeker aan de TU Delft. Hij bestudeert grootschalige transportstromen en wil daar graag iets van laten zien. Rotterdam is met afstand de grootste haven van Europa en staat - met verder uitsluitend Aziatische havens - in de wereldwijde top tien. En heeft binnenkort natuurlijk de Tweede Maasvlakte, het nieuwe industriegebied dat in zee wordt aangelegd om een nog veel grotere goederenstroom mogelijk te maken.
Hoek van Holland olietanks
Ons gesprek begint in een cafetaria, tevens vishandel, in Hoek van Holland. Het waait stevig. Voor het raam wetenexotische kraaien (er is een heusonderzoeksrapport aan ze gewijd) zich maar net aan de terrasstoelen vast te klampen.
Eigenlijk hadden we hier helemaal niet willen zitten. Het was de bedoeling om direct vanuit de trein op de Fast Ferry naar de Maasvlakte te stappen. Maar een kapotte trein versperde het spoor, zodat we de boot hebben gemist. Daarom moeten we nu een dik half uur wachten. Zo gaat dat, in transportketens.
Ik dacht dat het hele proces, van het laden en lossen in de haven tot de aankomst van spullen in een winkel, een wonder van efficiëntiezou zijn, maar Negenborn helpt me dus meteen uit de droom: ‘Er wordt veel gewacht, en daarvan zou je een groot deel kunnen voorkomen door meer te doen met informatie.’
Sneller of langzamer varen
Het is bijvoorbeeld vrij simpel om te zien waar schepen op een bepaald moment zijn, zegt hij. ‘Daar zou je op kunnen inspelen, door bijvoorbeeld tegen het ene schip te zeggen dat het wat sneller moet varen, en het andere wat langzamer, om maar iets te noemen. Dat kan automatisch. Daar wordt nu wel naar gekeken, maar in de praktijk gebeurt er nog heel weinig.’
‘Wat eigenlijk nog belangrijker is, is dat er op te kleine schaal wordt gedacht. Containerterminals doen bijvoorbeeld heel erg hun best om zeeschepen zo snel mogelijk leeg te halen. Dan kan het gebeuren dat de containers die het eerst weer weg moeten, onderop de stapel belanden. Bovendien: dat schip moet meestal nog door naar een andere terminal. Als daar nog geen plaats is, heeft het uiteindelijk helemaal niets aan dat snelle lossen bij die eerste terminal.’
Hij geeft nog allerlei voorbeelden: spoorbruggen die volgens het spoorboekje opengaan terwijl de goederentrein vertraging heeft, sluizen die passief wachten tot ze vol zijn, een goederenspoorlijn door Nederland aanleggen zonder te zorgen voor een goede aansluiting in Duitsland. De moraal is steeds, dat de onderdelen van de transportketen te vaak opereren als losse onderdelen, die niet verder kijken dan hun neus lang is. Voor hun eigen doorstroming misschien het meest efficiënt, maar niet voor het hele proces, dat zich uitstrekt van de haven tot de eindbestemming van de goederen, vaak diep in het binnenland.
Natuurlijk is het niet alleen maar kommer en kwel. Negenborn: ‘Er wordt steeds meer geautomatiseerd gedaan, wat lokaal echt wel efficiencywinst oplevert. Toch is dat niet genoeg. Vergelijk het met kruispunten vol verkeerslichten. Je kunt die wel bij ieder kruispunt zo afstellen dat de doorstroming daar zo snel mogelijk gaat, maar het is beter om naar het geheel te kijken en te zorgen voor een “groene golf”.’
Fast Ferry Rotterdam
Tijd voor een blik op de praktijk. Vanuit de veerboot hebben we goed zicht op oevers vol met enorme kranen, bergen steenkool, grote ronde olietanks en onbegrijpelijke fabrieken. Erg druk oogt het allemaal niet. De containerterminals met hun kranen staan er verlaten bij en er vaart maar af en toe een schip voorbij. Het is een 24-uursbedrijf, vertelt Negenborn, en dit is niet het drukste deel van de dag, vandaar misschien die relatieve rust.
Bulldozer in het ruim
Een olietanker vaart voorbij, met op de brug in enorme letters ‘NO SMOKING’. Een kolenschip ligt aan de kade en wordt gelost. ‘Kijk, die kraan met die grote grijper gooit de steenkool op de lopende band, dat langwerpige ding. Weet je hoe ze de laatste kolen uit zo’n schip halen? Daarvoor takelen ze gewoon een bulldozer het ruim in. Die rijdt erin rond tot alle kolen opgeschept zijn.’
Er staan flinke golven, want de wind komt recht uit het zeegat geblazen. Net voor ik zeeziek begin te worden, leggen we aan bij halte Maasvlakte. We stappen uit en lopen langs een lange, rechte weg met aan de linkerkant allerlei reusachtige fabrieken met talloze buizen en schoorstenen, en rechts eerst water en dan containerterminals met reuzenkranen. Deze omgeving is niet voor nietige voetgangers zoals wij gemaakt, dat is duidelijk.
Maasvlakte
Ons reisdoel is Futureland, het informatiecentrum dat op de kop van de eerste Maasvlakte staat en van waar je kunt uitkijken over de tweede. Het is een eind lopen met forse tegenwind. Negenborn vertelt intussen wat hij nu eigenlijk onderzoekt. ‘Ik probeer nieuwe technieken te verzinnen om de efficiency te verhogen. En daarbij draait het vooral om informatie. Hoe gebruik je die, hoe kijk je zo ver mogelijk vooruit en speel je in op wat je ziet.’
Voor Negenborn is de Rotterdamse haven met z’n achterland een verzameling knooppunten in een wirwar van transportprocessen. Een complex systeem met een ingewikkelde besturingsstructuur en een heleboel knoppen waaraan gedraaid kan worden. Door mensen, maar ook door omstandigheden. Dat klinkt erg theoretisch. ‘Maar ik kom graag in de haven om bijvoorbeeld van mensen in zo’n containerterminal te horen waar ze nu in de praktijk tegenaan lopen.’
Lage waterstand
Het gaat niet alleen om snelheid, maar ook om betrouwbaarheid, legt hij uit. In de binnenvaart kan de natuur roet in het eten gooien. ‘Als de waterstand in de rivieren te laag wordt, zoals nu, dan kunnen schepen minder lading meenemen. Maar als het water te hoog staat, passen ze niet meer onder sommige bruggen door. Dat wil je voorkomen als dat kan. Met overloopgebieden stroomopwaarts zou je pieken en dalen in de rivierstanden kunnen opvangen. Het nieuwe Deltaplan gaat een aantal van dat soort knoppen aan het systeem toevoegen.’
We hebben intussen een half uur gelopen, het is verder dan gedacht. Nu pas komen we aan de grens tussen de oude en de nieuwe Maasvlakte. Vrachtwagens vol grond rijden over een provisorisch viaduct het nieuwe land op en komen leeg weer terug. Futureland is nog minimaal tien minuten verder. En dat terwijl de dame van de veerboot ons waarschuwde dat de boot van vijf uur waarschijnlijk gaat vervallen wegens laag water bij de aanlegplaats. Als we die van vier uur willen hebben, moeten we nu omkeren. Dat doen we, om ons eigen transportproces niet in gevaar te brengen.

nederland van boven - de haven - vpro




Nederland van Boven biedt in 10 afleveringen en met een interactieve kaart een verrassende blik op Nederland.In de tweede aflevering zoomen we in op Nederlandse delta. Ooit een moerassig gebied, waar het water vrij spel had. Nu een plek waar dagelijks honderden schepen binnen komen vol olie, auto’s en containers. Hoe we onze honger naar spullen met een enorme efficientie naar binnenslokken en weer uitspuwen over de rest van Europa, is vanuit de lucht spectaculair in beeld gebracht.
In de Rotterdamse haven, waar het ‘tijd is geld’ principe is uitgevonden, is het een wonder dat er geen noemenswaardige ongelukken ontstaan. Bijzondere beelden en een spectaculaire datavisualisatie van alles dat rijdt en vaart om ons achterland draaiende te houden. Want ook de winkels in de rest van Europa moeten wel op tijd bevoorraad kunnen worden met koffie, ijzererts en speelgoed.
13 december, 22.20 uur, Nederland 1


Nederland van boven

Ons alledaagse leven vanuit een nieuw, spectaculair perspectief: de lucht. Wie vanuit een alledaags standpunt naar Nederland kijkt, valt vele zaken niet op. Wie echter van boven af naar de krioelende mierenhoop kijkt die ons land is, vraagt zich af waarom het niet elke dag totaal vastloopt in een ongelofelijke chaos. Door langdurig met behulp van helikopters, satellieten en GPS-gegevens te kijken naar onze dagelijkse gang van zaken, wordt duidelijk wat vanaf de grond niet waarneembaar is. Vanuit vogelperspectief is te zien hoe Nederland functioneert. Met behulp van vliegtuigen, helikopters en luchtballonnen wordt naar Nederland gekeken. Een spectaculaire zoektocht naar de ritmes en patronen van ons dagelijkse leven, die laat zien hoe we Nederland door de jaren heen hebben gemaakt, hoe we ons bewegen, ons ontspannen, hoe we werken, onze steden bouwen en ons landschap inrichten. Wat zegt dat over ons? En over onze behoefte aan maakbaarheid en regeldrift? Visualisaties van gegevens die met de nieuwste middelen worden vastgelegd, leveren even sensationele als inzichtelijke animaties op. Presentatie: Roel Bentz van den Berg.
Datum uitzending: 13-12-2011 22:20

appadurai - scapes


Arjun Appadurai

Imaginary

Appadurai articulated a view of cultural activity known as the social imaginary. For Appadurai the imaginary is composed of five dimensions of global cultural flow: 1) ethnoscapes; 2) mediascapes; 3)technoscapes; 4) finanscapes; 5) ideoscapes.
He describes his articulation of 'the imaginary' as:
"The image, the imagined, the imaginary - these are all terms that direct us to something critical and new in global cultural processes: the imagination as a social practice. No longer mere fantasy (opium for the masses whose real work is somewhere else), no longer simple escape (from a world defined principally by more concrete purposes and structures), no longer elite pastime (thus not relevant to the lives of ordinary people), and no longer mere contemplation (irrelevant for new forms of desire and subjectivity), the imagination has become an organized field of social practices, a form of work (in the sense of both labor and culturally organized practice), and a form of negotiation between sites of agency (individuals) and globally defined fields of possibility. This unleashing of the imagination links the play of pastiche (in some settings) to the terror and coercion of states and their competitors. The imagination is now central to all forms of agency, is itself a social fact, and is the key component of the new global order" [3]
Appadurai credits Benedict Anderson with developing notions of imagined communities. Some key figures who have worked on the imaginary are Cornelius CastoriadisCharles TaylorJacques Lacan (who especially worked on the symbolic, in contrast with imaginary and the real), and Dilip Gaonkar. However, Appadurai's ethnography of urban social movements in the city of Mumbai has proved to be contentious with several scholars like the Canadian anthropologist, Judith Whitehead arguing that SPARC (an organization which Appadurai espouses as an instance of progressive social activism in housing) being complicit in the World Bank's agenda for re-developing Mumbai.

jojada verrips holisme en hybris

http://www.jstor.org/pss/25757648

charlie chaplin - modern times


review: slow living - craig and parkins

http://www.ijsaf.org/archive/14/haggerty.pdf


BOOK REVIEW:
SLOW LIVING BY WENDY PARKINS AND GEOFF CRAIG. PUBLISHED IN 2006 BY BERG
PUBLISHERS, OXFORD AND NEW YORK. ISBN: 1845201590 (HARDBACK),
0-86840-987-1 (PAPERBACK), 256 PAGES
Julia Hobson Haggerty
University of Otago
he more we learn from about the dark genius and power behind the spread of Fast
Food, the further the range of our mobile phones extends, the more time we spend
commuting, the longer the work day grows, the harder it seems to imagine an alternative
modern reality. Can we – and do we want to – find an antidote to the alluring
convenience of the instant meal and the instant message? Can we turn away the purported
reliability of genetically-engineered potatoes and the irresistible flavor of the carefully
architected McDonald’s French (freedom?) frying oil?
Curious about the possibilities and options for alternatives embodied in the international
movement called Slow Food – and what the search for them means about contemporary
culture – scholars and partners Wendy Parkins and Geoffrey Craig recently decamped
from western Australia to the capitol of the ever-growing “Slow” world, Italy. The
publication resulting from their Italian research, Slow Living, is the first book-length
academic study of the Slow Food movement and its ancillary organizations. Drawing on
interviews conducted with Slow Food leaders and activists in Italy and Australia, Slow
Food publications and personal experiences, the authors explore the movement’s origins,
goals and operations, and potential. Thoughtful and reflective, Slow Living raises and
explores many of the possible critiques of Slow Food, but is nonetheless optimistic about
the movement. Indeed, where they offer their own concerns and critiques of challenges
facing Slow Food as a movement, Parkins and Craig do so in hope of improving a
movement that offers in their words, “a means of critiquing or challenging dominant
narratives or values that characterize contemporary modernity for so many” (p. i).
The length and style of the book – 140 pages of clear and accessible prose – are well
matched to the book’s agenda and approach. The chapters on their own as well as the
whole text have much to offer readers from across the food and agricultural studies
spectrum and are suitable for undergraduate and postgraduate syllabi. Chapter Two offers
a particularly helpful synopsis of Slow Food for those readers asking what Slow Food is
and how it operates.
Parkins and Craig depict a vital force emerging in food, farm and urban design politics.
Since its inception in response to the opening of McDonald’s in Rome’s Piazza di
Spagna, Slow Food has grown from a small group of left-wing Italian activists with a
food bent into an international movement and organization. Slow Food has 80,000
members from 100 countries and national offices in Switzerland, Germany, the United
T
States, France and Japan. Slow Food activities center around convivia – local chapters –
that organize food-oriented educational and ‘convivial’ activities and network local
consumers with local food producers. In addition, Slow Food administers major projects
intended to celebrate and protect artisanal and unique foods and food producers and
growers, including the biennial artisanal food fair, Salone del Gusto (Hall of Taste). The
Slow Food Foundation for Biodiversity, a non-profit organization established in 2002,
campaigns for its “Ark of Taste” – a catalogue of rare or threatened food products
worldwide – and administers grants to aid artisan producers through its “Presidia”
program. Slow Food led to the establishment of the independent entity Slow Cities (Città
Slow) in 1999. Slow Cities is an attempt to encourage the practice of the principles of
Slow Food through sensitive urban planning.
Parkins and Craig assess Slow Food within a cultural studies framework, seeking safe
ground amidst ongoing theoretical debates about approaching everyday life as an object
of analysis. “Slow living” refers to the principles and ideals that inform the Slow Food
and Slow Cities movements, ideals that Craig and Parkins situate within a larger cultural
reaction to the time/space dislocations and disjunctures of globalization. Slow living, they
argue, can be understood as an attempt to ‘individualize’ (à la Ulrich Beck) and to
challenge normative trajectories of global capitalism. A cousin to ‘downshifting’ and
even voluntary simplicity movements, slow living, according to Craig and Parkins, is
“fundamentally … an attempt to exercise agency over the pace of everyday life” (p. 67).
Parkins and Craig advance an argument that is in line with the core of Slow Food
ideology: that Slow living is a potentially transformative paradigm because any attempt
to slow down necessarily means engagement with all of the obstacles to slowing down.
Slow living leads to reflection on the implications of transportation infrastructure, on
food commodity chains, for lived experience, for personal satisfaction – reflection that
Slow Food activists trust will lead to desire and activism for change.
The critical contribution of Parkins and Craig’s analysis is their emphasis on the ways
that the personal, and in particular, pleasure, distinguish Slow Food from other genres of
food activism or ‘lifestyle’ movements. Slow Food is governed by an “Official Manifesto
for the International Movement for the Defense of the Right to Pleasure” and for the
authors the pleasure connection constitutes the core of Slow living’s progressive
potential. Their argument is developed in Chapter Five, which together with Chapter Six,
on the politics of Slow Food, features the richest original analysis in the text. They argue
that a focus on taste and pleasure offers a ‘third way’ out of a dualistic conceptualizations
of food as either aesthetic (and thus a morally corrupt status symbol) or nutritionally
vacant and as healthy (bland) or sinful (flavorful). Parkins and Craig deploy the phrase
“eco-gastronomy” to characterize the foundational principles Slow Food, namely, the
premise that cultivating taste leads to appreciation of and desire to protect place and
process specific foods and products from the homogenization juggernaut of global food
systems. Slow Food Italy’s activities have focused extensively on saving the osterie –
the Italian version of a bistro/pub – as an alternative to Fast Food. The authors read this
focus as indicative of a class-inclusiveness within the movement. For Parkins and Craig,
the emancipatory potential of Slow Food exists in linkage of the “eco” to a “refined tastes
for all” vision of gastronomy. So paired, ‘eco-gastronomy’ makes Slow Food a relevant
player in global food politics and safe from condemnation as a bourgeois preoccupation
with “distinction,” according to Parkins and Craig.
Parkins and Craig’s positive and hopeful assessment of Slow living and Slow Food may
raise hackles of those rural sociologists and geographers advocating deep skepticism
towards “the romantic anti-politics of localism studies” (DuPuis and Goodman, 2005):
Slow Food is deeply preoccupied with the project of rescaling everyday life along ‘local’
boundaries. Wary of the exclusivist and racist legacies of historical projects of the local,
the authors go to great lengths to emphasize that Slow Food embodies precisely the
“reflexive localism” for which critics have recently called. For example, Parkins and
Craig describe Slow Food President Carlos Petrini’s adoption of the French concept of
‘terroir’ in his home region of Langhe, in Italy, as a forward-looking intentional “reterritorialization”
grounded in place and tradition, proceeding from a syncretic rather than
a reactionary impulse.
This set of arguments repeat a dominant motif in Slow Living: that rather than nostalgia
or anti-modernism, creativity and syncretism inform the dominant ideologies of Slow
Food and Città Slow. Città Slow, for example, does not advocate ‘slowing’ down
commuters; getting to the right place quickly could be just as important as savoring the
way there. The Slow living paradigm is about posing such a choice.
Ultimately, Slow Living, is an important first step in building a body of literature that will
no doubt mirror the explosive growth of the movement itself. As with most rich
scholarship, Slow Living raises many important questions that fall outside the scope of
Parkins and Craig’s original project. Chief among them is what Slow Food looks like in
terms of the quotidian realities – the personal, the household, the everyday acts of
consumption – that inform so much of their argument about the transformative
possibilities of Slow living. More personal narratives from the authors might have
enabled the text to explore more fully just what happens in a Slow life or what the
interface of Slow living ideology with prosaic existence looks like. Certainly, Slow Living
will be a useful platform from which to base the case studies necessary to develop such
an analysis. Slow Living is an exemplary place to start for those scholars who seek to
“know” and question Slow Food from both within and outside the movement.
Work cited:
DuPuis, E. M., Goodman, D. 2005. Should we go ‘‘home’’ to eat?: toward a reflexive
politics of localism. Journal of Rural Studies 21: 359–371

summary: tyranny of the moment - eriksen



http://folk.uio.no/geirthe/Tyranny.html


Tyranny of the moment

Fast and slow time in the information age


Thomas Hylland Eriksen
The book was published by Pluto Press in autumn 2001. A preview follows.
 
Blurb:
This surprising and original book argues that slow time is a main scarce resource in the information age. Parents, readers, pensioners, wage workers, executives, unionists and politicians have a common cause here.
Using a wealth of examples, the book offers an accurate and wide-ranging diagnosis of this hurried era . It shows in which ways phenomena such as soap operas, correspondence, the youth cult, advertising and "flexible work" are connected to a logic of acceleration and fragmentation, with information technology as a driving force, and how they are connected with the history of modern society.
At the same time, the book indicates that there are deep contradictions in technology-driven contemporary society. Who would have expected the time-saving technology — from the filofax to e-mail and the mobile phone — to result in time being scarcer than ever? As availability approaches one hundred per cent, the struggle now concerns the right to be unavailable, the right to live and think more slowly.
The problem is illuminated by demonstrating that there is exponential growth in everything to do with communication. Electronic media have not reduced the output of printed media. The Internet has not reduced air trafic. Fax and e-mail have not reduced the use of the telephone. On the contrary, all of this and much more is stacked in tall piles of information and activities that lead nowhere. The moment becomes so overfilled that it excludes everything else.
Tyranny of the moment depicts a culture about to become its own worst enemy; where evolution is about to turn into involution. Anyone who is familiar with the feeling that they never get important things done because there is something else they have to do first, needs this book. In order to understand their own time and their personal situation, and in order to be able do something about it.
 You may order the book here.

Summary of contents
The book reveals unintended consequences of technological change, in particular showing how the computer revolution and the massive growth in information, associated particularly with the 1990s, encourage a restless, fleeting mode of being, and a superficial, hurried culture, which is inimical to fundamental values. This kind of analysis, it is argued, should underlie a new kind of social movement which takes the social organisation of time as its starting-point for a critique of contemporary technocracy.
1. Introduction: Mind the gap!
The communication revolution of the last decades has resulted in some surprising unanticipated results. Technology that ostensibly should help people save time, has instead led to a situation where time is scarcer than ever. The extreme availability of information has not led to a more enlightened population, but to more confusion. When a fast rhythm meets a slow rhythm, the fast one is bound to win, with serious consequences for culture, intellectual life and the very fabric of society. These are problems that need to be understood well in order to be dealt with politically. 
2. Information culture, information cult
The term has already become a cliché; this chapter explains what it entails. It is not a "post-industrial" society, but one where information technology is all-pervasive in production and consumption. Its implicit accompanying ideology is liberalism (in the European sense) and it has a strong individualist bias. In the information age, time is compressed and events are squeezed into ever-decreasing periods. Other people’s attention becomes a main scarce resource for various economic enterprises; conversely, slow time becomes a scarce resource for individuals (or "consumers", as they are sometimes called).
3. The time of the book, the clock and money
This chapter shows the continuities between the information age and earlier periods in Western history; and reveals the importance of information technology for thought and social life. "If it is true, as Benedict Anderson has argued, that the printing press was a precondition for nationalism, it is about time that we ask what wireless communications and the Internet are preconditions for." The chapter focuses on implications of selected information technologies – the printing press, money, mechanical time, musical notation.
4. Acceleration
The last 150 years described as the history of acceleration. The cigarette has replaced the pipe; corn flakes have replaced porridge, computers have to be replaced every second year because they become "too slow", the dissemination of news happens increasingly simultaneously, without delays; and so on. The chapter contains many examples, both from the late 19th century (which was also an era of globalisation and accelerated change) and the late 20th century – including the growth of telephone networks and international aviation, the replacement of letters with e-mail, Readers Digest books, WAP telephones and a comparison of the spread of the "Love Worm" (the ILOVEYOU computer virus) with the spread of the Black Death.
5. Exponential growth
This chapter demonstrates that exponential growth is a main characteristic of the information age. Often associated with global population growth, exponential growth curves are much clearer (and steeper) in everything to do with information technology (from the growth of amazon.com and Microsoft to the number of books published annually). However, other forms of communication also seem to grow near-exponentially (the number of TV channels in the world, the number of air passengers, the number of tourists...). During the last 30 years, there has been produced more information than during the previous 5000 years! When an exponential growth curve becomes vertical, time has ceased to exist as duration. This chapter contains about a dozen graphs.
6. Stacking
An implication of the growth curves discussed in the previous chapter is vertical stacking: Each moment is filled with an increasing amount of information, and cumulative growth, linearity, slowness suffers from it. The relationships between the book and the WWW, single-channel TV and multi-channel TV, techno versus traditional pop etc. illustrate this point. The past and the future are both marginalised, and it is argued that the lack of political visions typical of this turn-of-millennium period is in part a result of a situation where "life stands still at a tremendous speed".
7. The Lego brick syndrome
This chapter connects the analysis of the information revolution with developments in some main social fields – labour, family life, consumption. It argues that accelerated change as it appears in people’s everyday life (where it is often lauded as "flexibility") is a serious threat to collective projects, including the family, and that the youth cult characteristic of popular culture indicates a disdain for maturing and (what I hesitate to call) organic growth.
8. Slow time
The pattern described in the previous chapters creates new forms of scarcity, notably associated with slow time. This final chapter indicates ways in which the tyranny of the moment can be countered by non-Luddite means, at the levels of private life, the professions and politics.


http://www.amazon.com/Tyranny-Moment-Fast-Slow-Information/product-reviews/074531774X



5.0 out of 5 stars Wisdom for life in the Information AgeDecember 11, 2009
By 
Greg Graham (Little Rock, AR USA) - See all my reviews
(REAL NAME)   
Amazon Verified Purchase(What's this?)
This review is from: Tyranny of the Moment: Fast and Slow Time in the Information Age (Paperback)
This book is spectacular. Written by Thomas Hylland Eriksen, Professor of Social Anthropology at the Centre for Technology, Innovation and Culture at the University of Oslo, and published in 2000, it becomes obvious that the book is not simply an observation of the way things are, but a personal longing to overcome the fragmentation, confusion, and rootlessness that has come to characterize life in the developed world. Eriksen points to information as the engine that has driven humankind to this point in history: the availability of information, the breadth of it, the speed at which it comes, the diversity of sources providing the information, and the overwhelming saturation in information that we experience. In the preface, Eriksen offers one of his many irresistibly quotable phrases as he assesses the situation: "there are strong indications that we are about to create a kind of society where it becomes nearly impossible to think a thought that is more than a couple of inches long."

Eriksen introduces the term "information lint," which refers to the countless pieces of random information that fill all of the gaps in our lives - what some would call "down time." This constant inundation of information produces a breathless society filled with anxiety. "Indeed," Eriksen notes "even the `here and now' is threatened since the next moment comes so quickly that it becomes difficult to live in the present."

Eriksen starts out with a brief overview of the Information Age, stating up front that he is not an anti-technology Luddite. His is not a rejection of technology or even speed for that matter, but a cry for balance in our lives and in the world. Interestingly, he points to the fall of the Soviet Union, which ended the cold war and ushered in an era of USA democratic values being unchallenged around the world, as the point at which the Information Age kicked into high gear. Individualism and freedom (including free markets) spread unabated throughout the world, aided in a kind of mutual admiration society by the technological reifications of those values. Eriksen states that "the bipolar world has been replaced with a unipolar world. That pole is called market liberalism and individualism, and it beats the drum with catchwords like flexibility, freedom and openness."

One helpful concept offered by Eriksen is that people need freedom from information. We obviously have more information than we know what to do with, yet it keeps coming at us from every direction. Eriksen asserts that "a crucial skill in information society consists in protecting oneself against the 99.99 per cent of the information offered that one does not want (and, naturally, exploiting the last 0.01 per cent in a merciless way)." He points out that where information was once empowering - and in one sense still is - now the key to achieving one's educational goals lies in the proper filtering of information. If filtering is a priority, then the logical question is how does one determine what to hang on to and what to filter out? Eriksen asks a poignant question: "How can I sleep at night knowing that I have filtered away 99.99 per cent of the information I have been offered; how can I be certain that the 0.01 per cent that I actually use is the most relevant bit for me, in so far as I haven't even sniffed at the rest?" More to the point, he states that "today, the jungle has become so dense that one needs to be both stubborn and single-minded in order to be well informed about anything at all."

Eriksen talks a lot about the compression of time. He uses lots of different words, referring to the density of time, stacking of time, the loss of time, even the end of time. The key component of compressed time is that all of the gaps are filled. The multitude of information sources vying to occupy whatever gaps might remain on our mental landscape recognize that the most in-demand commodity in this new economic climate is the attention of others, and they will go to almost any means to capture that attention.

The author writes quite a bit about the unexpected side-effects of technological changes. Socrates famously stated that writing was going to produce forgetfulness in our souls, crippling our capacity for learning and wisdom. Of course, he was completely wrong and completely right, depending on your perspective. Eriksen points to a more modern, and therefore more appropriate, example of the impact of technological change. He informs us that some commentators believe Nietzsche adopted a more terse style of writing later in life when he began using a typewriter due of poor eyesight. This is debatable, but in fact Nietzsche himself stated in a letter in 1882 that "the writing implements affect our thoughts." Eriksen considers the development of writing as a key component in cultural history. Writing is the externalization of thought and, as this externalization has become more complicated and sophisticated, so has life. As Eriksen says, "writing made it possible to develop knowledge in a cumulative way, in the sense that one had access to, and could draw directly on, what others had done." The accumulation of knowledge that began with the advent of writing has reached a place that Socrates, Gutenberg, or even Neitzche could never have imagined. As the knowledge pool of any society is broadened and deepened (reflected by the development of a written history), they move from a concrete society to an abstract society. The wholesale movement from a concrete to an abstract framework in modern life paved the way for the Information Society. Here is a good summary from Eriksen of his thoughts on the movement from concrete to abstract:

"The transitions from kinship to national identity, from custom to legislation, from `cowrie money' or similar to general-purpose money, from internatised music to notation, from local religions to written religions of conversion, from person-dependent morality to universalistic morality, from memory to archives, from myths to history, and from event-driven time to clock time, all point in the same direction: from small-scale society based on concrete social relations and practical knowledge to a large-scale society based on an abstract legislative system and abstract knowledge founded in logic and science."

A big part of what Eriksen seems to be saying is that many technological advancements initially brought about wonderful accomplishments for mankind, but as these advancements have spiraled upward and outward - our lust for them never satisfied - the subsequent results are increasingly dubious. Though we might acknowledge, for instance, the importance of print capitalism in the development of nationalism and democracy, we cannot know for certain the end result of the domination of Internet and satellite television in our day. Over and over in history, positive advancements have led to unintended and undesirable consequences. We would be wise to keep this in mind.

In the chapter on speed, Eriksen states that "our history is the history of acceleration." He quotes Paul Virilio, who says that "we now live in an era with no delays." He is speaking of communication delays, whether you are talking about cell-phone use, satellite television, or email. Virilio hearkens back to McLuhan's insights, but much more pessimistically speaks of a "global mega-city characterized by anonymity and disintegration, where everybody communicates with everybody else, and where nobody - for that reason - really speaks with anyone." The key to the "virtual city" that Virillo bemoans is real-time communication, ie no delays. While acknowledging that all epochs can claim change that seemed earth-shattering and community-destroying, Eriksen maintains that our current era is unique. Though clearly the electronic revolution is simply the continuation of an endless pattern of technological advancements, the elimination of time as a factor in communications is unique in the history of mankind, with consequences we can only speculate about:

"All of these contributed to liberating, as it were, communication from its immediate context; writing made knowledge timeless and cumulative, the clock made time mechanical and universal; money made values comparable. Whether one is in Canberra or in Kanpur, a dollar, an hour and a news headline mean pretty much the same. The circumstances continue to vary, but the common denominators link places together."

Eriksen continues throughout the remainder of the book to unpack the ramifications of the increasingly information-filled, placeless, breathless world in which we live. All of this may sound pretty dire, but the thing I most enjoyed about Eriksen's approach to the subject is his relentless optimism. In his final chapter entitled The Pleasures of Slow Time, he points to practical steps that he is taking; simple lifestyle choices such as only responding to emails once a week, weekly fishing outings, not turning on the radio or cell phone during his half hour commute to work, reserving 4:30 - 8:30 every day for family, and monthly trips to orchestral performances. These are just a few among numerous suggestions made in this hopeful and practical chapter on how to swim against the current. In the end, Eriksen says our lives "must consist in finding balance, that is creating a world which is spacious enough to give room for a wide, inclusive both-and (as opposed to that Protestant principle, either-or)."

I highly recommend this book; it is filled with brilliant insight, reams of useful information, and a hopeful vision for a life well lived. And it is all shared by a man who sees the challenges ahead, but has managed to keep his sense of humor. Quite an achievement.